Uit de slavernij op weg naar het Beloofde Land…
Het Joodse volk zucht in Egypte onder het juk van de Farao. Ze moet zware slavenarbeid verrichten. Mozes is als kind te vondeling gelegd en gevonden door een Egyptische prinses, waarna hij opgoeit aan het hof. Op zekere dag ziet hij hoe de Joden worden onderdrukt en vernederd, hij slaat een slavendrijver neer en kiest dan voor zijn volk.
Vervolgens krijgt hij van de God van Abraham, Izaak en Jacob de opdracht om naar de Farao te gaan met de boodschap : ”Laat Mijn volk gaan.” De Farao echter verhardt zich, waarna Mozes van Godswege moet overbrengen, dat Hij zólang plagen over het land zal uitstorten totdat de Farao het volk laat gaan.
Als het hele land geleden heeft onder vele plagen moet Farao wel toegeven. Het volk Israel begeeft zich op weg met Mozes aan het hoofd. Maar dan, als ze bijna de Rode Zee genaderd zijn, horen ze achter zich de strijdwagens en de paarden van de Egyptenaren. Wat een netelige positie…Mozes krijgt de opdracht om te vertrouwen op de Goddelijke leiding en met zijn staf op het water te slaan…en zie, de wateren wijken uiteen en in het midden ontstaat een pad waardoor het Joodse volk met vee en bezittingen door de Rode Zee kan waden. Als het leger van de Farao dit ook probeert te doen, sluiten de wateren zich weer aaneen.
Maar vóórdat ze het Beloofde Land mogen binnengaan moet het Joodse volk nog veertig jaar door de woestijn trekken. Altijd geleid, overdag door een wolkkolom, ’s nachts in een vuurkolom.
PS : Wat een prachtig verhaal met een rijke symboliek…Het symboliseert ook het verhaal van ons leven : de uittocht uit Egypte, uit het Diensthuis, uit de slavernij, dóór de woestijn, naar het Beloofde Land, the Promised Land.
piet